1. Ik zal met u meetrekken naar Egypte en Ik zal u ook zeker doen terugkeren; en Jozef zal uw ogen sluiten.
  2. Toen stond Jakob op en vertrok uit Berseba, en de zonen van Israël vervoerden hun vader Jakob, hun kleine kinderen en hun vrouwen op de wagens die de farao gestuurd had om hem te vervoeren.
  3. Hun vee en hun bezittingen die zij in het land Kanaän verworven hadden, namen zij mee; en zij kwamen in Egypte aan, Jakob en heel zijn nageslacht met hem.
  1. Israël brak op met alles wat hij had, en hij kwam in Berseba; daar bracht hij offers aan de God van zijn vader Izak.
  2. En God sprak tot Israël door nachtelijke visioenen en zei: Jakob! Jakob! En hij zei: Zie, hier ben ik.
  3. En Hij zei: Ik ben God, de God van uw vader; wees niet bevreesd om naar Egypte te trekken, want Ik zal u daar tot een groot volk maken.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.